dinsdag 8 maart 2011

Terug naar het bos! Boekrecensie door Bart de Koning

Agnes in actie. Foto Anne Marie Krekels.
Agnes Meijs heeft vanuit haar ervaring als begeleider van natuurbelevingsactiviteiten een belangrijk boek geschreven: 'Het Oergevoel'. Het is een zeer persoonlijk betoog geworden hoe je kinderen weer terug krijgt in het bos. Met andere woorden: Agnes Meijs begint waar Richard Louv met zijn treurige verhaal dat kinderen niet meer buiten spelen (Het laatste kind in het bos), ophoudt. "Vraag je kinderen of ze meegaan naar het bos, dan zijn ze niet enthousiast - vraag je ze of ze samen met je een vuur willen maken, dan roepen ze in koor 'ja cool'!", aldus Agnes. Iets wat iedere natuurbegeleider wel zal herkennen.

De schrijfster bouwt haar betoog op vanuit de gedachte dat kinderen en volwassenen nog steeds de oeroude instincten hebben van de jager/verzamelaar, of van de eerste landbouwers. Een mooie aanleiding om daar omheen activiteiten te beschrijven die de kids weer verbinden met de natuur. Maar mijns inziens ook een beperking. Er zijn mijns inziens meerdere wegen naar Rome. Soms worden ook activiteiten van bepaalde natuurorganisaties als bekend verondersteld (Bewaarde Land, Kokopello, Prehistorisch dorp 'Haps'), terwijl ze dat voor veel lezers niet zijn. Dit had ondervangen kunnen worden met een kadertje met informatie.

Agnes ziet ook een 'scheiding van geesten' in de natuureducatie. Tussen de meer rationele, bestuderende kant van natuureducatie. En de meer vrije op beleving gerichte manier van natuureducatie. Meteen ook aangevende dat de laatste groep vaak ten onrechte in het hoekje van de 'zwevers' wordt neergezet. Die 'scheiding van geesten' komt volgens mij vaak voort uit 'praktische bezwaren'. Als NME-centrum ben je soms gebonden aan de uitleen van een leskist, of het inzetten van niet opgeleide ouder-begeleiders of leerkrachten. Dan kies je al snel voor een helder natuurpad in plaats van een vrije zwerftocht door de natuur.

In het boek vind je verder vele concrete beschrijvingen van oeractiviteiten. Dat begint bij de 'jagers en de verzamelaars' en gaat vervolgens verder  met de 'oeroude landbouw'- activiteiten. Deze activiteiten zijn duidelijk geinspireerd op activiteiten waar de schrijfster zelf veel ervaring mee heeft. 'Het Bewaarde Land' waar schoolkinderen het bos ervaren vanuit de elementen lucht, water, vuur en aarde; Flowlearning van de Amerikaan Joseph Cornell (Sharing Nature with Children) en ook wat belevingsactiviteiten van 'Earth Education'. Het prettige van deze beschrijvingen vind ik, dat ze niet verplichtend zijn. Dus niet: 'zo moet je het doen', 'die volgorde moet je aanhouden'. Integendeel, als je het boek leest, kun je je het plezier voorstellen van de onvoorziene ontdekkingstocht die de kinderen samen met begeleider Agnes ervaren tijdens hun verblijf in de natuur.

Het boek eindigt met beschouwingen over het verschil tussen jongens en meisjes. Heel terecht kaart Agnes aan dat veel vrouwelijke natuurbegeleiders het meer fysieke en agressieve spel van jongens proberen in te tomen, en dat je dat nu juist niet moet doen. Daarbij wel aangetekend dat er toch voor wordt gepleit om die agressieve energie om te buigen in een gerichte krachtmeting. Bijvoorbeeld, stokken waar jongens mee slaan, om te bouwen in wandelstokken. Of het tegen bomen slaan om te zetten in 'duwen'. Waarom? Zo keur je 'jongensenergie' toch weer af. De natuur kan mijns inziens wel een stootje verdragen (behalve in de echte natuurreservaten) en het zou geen kwaad kunnen om jongens toch even hun gang te laten gaan, zolang het niet ernstig uit de hand loopt.


Verder besteedt het boek aandacht aan culturele verschillen. Agnes komt hier volgens mij niet uit. Wat logisch is, want er zijn natuurlijk heel veel culturen. De opmerking dat allochtone kinderen de natuur meer als gebruiksnatuur zouden zien, of dat ze je 'niet aankijken' of 'fysiek contact' vermijden, geldt lang niet voor iedere cultuur. Het is eigenlijk de vraag of je wel iets toevoegt met het aanduiden van deze culturele verschillen. Het is hooguit zinvol om je bewust te zijn dat niet elk kind hetzelfde in de natuur staat als jij als begeleider. Maar dan verschillen Nederlandse kinderen daar net zo goed in.

Samengevat vind ik het boek zeer zinvol voor allerlei natuurbegeleiders, of ze nu lid zijn van het IVN, of bijvoorbeeld als pedagogisch medewerker in de Buitenschoolse Opvang werken. Het leukste zou zijn als  kinderbegeleiders - die wel wat meer vrijheid en beleving in hun activiteiten zouden kunnen inbouwen- het zouden lezen. Door de persoonlijke stijl van Agnes kunnen juist deze mensen zich laten inspireren om aan hun vaardigheden als natuurbelevingsgids te werken. Het boek mag daarnaast in geen enkele bibliotheek van NME-centra of bezoekerscentra ontbreken, en is een aanrader voor bijvoorbeeld natuuroudercursussen. Eigenlijk zou iedere ouder het boek moeten lezen! En dat daarna in de praktijk brengen in de natuur uiteraard!

Bart de Koning
www.natuureducatie.com
Bart heeft ook diverse inspirerende blogs.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten